Leestijd 5 - 6 min

Techniekdocent Marcel neemt afscheid van De Burcht. Samen met Anke Laterveer, Communicatieadviseur Teylingereind, kijkt hij terug op zijn tijd bij De Burcht.

‘Kom effe kijken. We zijn aan een paar heel mooie dingen aan het werk.’ Aan de telefoon is Marcel, techniekdocent van De Burcht. ‘Kun je donderdag?’ vraag ik. ‘Ja hoor, die gasten zijn hier nog wel even,’ zegt hij. We maken een afspraak. Die ik vergeet. Hij belt, ik zeg sorry en we maken een nieuwe afspraak. Weer: ‘Geen haast hoor, ze zijn hier nog wel even.’

De maandag na de vergeten donderdag sta ik dan eindelijk in het lokaal. Het is ruim, licht en vol projecten waar de jongeren en Marcel aan werken. Hij leidt me rond. ‘Ik heb ook foto’s,’ zegt hij enthousiast. Het ene na het andere project krijg ik te zien. Bij alles hoort een verhaal.

‘Zie je deze bak? Die gaat straks om de herdenkingsboom voor Albert heen. Onze overleden collega. Buiten staat er nog eentje, die is al klaar. Voor Nick, de collega die eerder overleed. Is mooi toch, dat we daar samen aan kunnen werken hier?’

We lopen door. ‘Hamers. Kijk dan! Is een jongen aan het maken nu. Niet alleen het metaal, maar ook het handvat helemaal schaven en schuren. Een mix van technieken. Vond ‘ie leuk. En dat kan hier dus gewoon.’

"Je moet soms wel wat ideetjes in hun hoofd stoppen natuurlijk"

In kantoor staat een heel bijzonder stuk. Een beeldje van metaal. Een figuurtje wat een boek zit te lezen. Zijn lijfje gemaakt van gereedschap, zijn hoofd een lampje. Wat het ook nog echt doet. Als je goed kijkt, dan zie je dat in het boek de tekst ‘voor de liefste moeder ooit’ staat. Ik vraag of de maker dit zelf bedacht heeft. Marcel grijnst. ‘Bijna zelf,’ zegt hij. ‘Je moet soms wel wat ideetjes in hun hoofd stoppen natuurlijk. Maar het is wel echt van hem hoor.’

Bij een wat slordig aan elkaar gelast vogelhuisje staan we stil. ‘Deze is mooi. Want die jongen, die wilde dus niks. Alles was stom. Nergens zin in. En toen ineens: ‘Ik wil wel lassen’. Nu maakt hij dit vogelhuis. Het is nog niet af, maar het is gaaf om te zien hoe hard hij bezig is. Al zo vijf of zes lessen achter elkaar.’

‘Maar,’ zegt hij, om zich heen kijkend in het lokaal, ‘dat is echt niet hoe het altijd gaat. Ik heb regelmatig jongens die het hier maar niks vinden. Ze vinden het stinken, willen geen vieze handen krijgen of hebben sowieso nergens zin in. Die zitten gewoon de hele les aan de kant met een bakkie koffie.’ Jammer, vindt hij. ‘Er is zoveel leuks te doen. Maar soms zit het er gewoon niet in.’

"Sommige jongens vinden het hier maar niks. Ze willen geen vieze handen krijgen"

Dan zegt hij: ‘Wist je dat ik nog tien dagen heb hier?’ Ik kijk verbaasd. ‘Nee?’ Zou hij daarom zo de nadruk gelegd hebben op de jongens die hier voorlopig nog wel zitten. Omdat dat voor hemzelf anders is? Voor ik het kan vragen, zegt hij: ‘Ja, ik ga weg. Ik ben 55, ik word opa binnenkort. Ik ga het wat rustiger aan doen. Een project begeleiden voor mensen met een verstandelijke beperking. Re-integratie, maar ook opleiding. Daar werd ik voor gevraagd. En ik heb ja gezegd. Wat minder uren, wat minder intensieve doelgroep. Ik ben er ook wel aan toe.’

We praten nog wat door. Over kwantiteit vs kwaliteit. Over lesgeven in een setting als deze. ‘Ik zeg altijd: onderwijs is 75% opvoeden en 25% lesgeven. Hier is dat nog minder. Ik denk 85/15. En bij dat opvoeden zitten ook dingen die je vooraf niet zou bedenken. Jongens die geen klok kunnen kijken, die niet weten wat een centimeter is. Dat ga ik ze dan leren. Zeg ik: zaag maar een stukkie van 200 mm. Kijken ze me aan van wat?. Twintig centimeter mag ook, zeg ik dan. En dan nog hebben ze soms geen idee he? Weet je wat ik dan doe? Dan vraag ik: Hoe lang ben je? Weet ik niet, zeggen ze dan. En dan sta ik, ja echt, die jongens tegen de muur te zetten en op de muur af te tekenen hoe lang ze zijn. Gaan we meten. Alsof ik hun vader ben.’

"Ze zitten hier niet omdat ze een handje snoep gejat hebben bij Jamin, dat weet ik"

Marcels altijd vrolijke gezicht betrekt een beetje als hij zegt: ‘Het is soms niet te geloven wat voor verhalen de jongens hier hebben. En ik hoor ze allemaal he? Daar maak ik tijd voor. Ze zitten hier niet omdat ze een handje snoep gejat hebben bij Jamin, dat weet ik. Ze hebben erge dingen gedaan. En ze hebben erge dingen meegemaakt. Een Syrische jongen vertelde me over hoe hij als kind had moeten vluchten. Als kleutertje, over de grond gesleept achter zijn moeder aan. Dat moest, anders was het hele gezin er nu niet meer geweest. Allemaal landen door, allemaal geweld gezien. En dan hier in een AZC met al die mensen bij elkaar ging het mis. Ja, nogal wiedes.’

‘Of laatst, was een jongen jarig. Ik had wat lekkers te drinken en een chocolaatje voor hem. Hij deed er een beetje stoer over. Alsof die verjaardag hem niks kon schelen. Twee dagen later vertelde hij dat er niemand op zijn verjaardag was geweest. Dat is toch triest? Zoiets raakt me dan.’

"Ik zal ze allemaal nooit vergeten"
"Je moet soms wel wat ideetjes in hun hoofd stoppen natuurlijk"

Het is tijd om te gaan. Hij moet snel lunchen voor de volgende groep alweer klaarstaat. Ik vraag hem op weg naar de deur of er een jongere is die hij nooit zal vergeten. Zijn blik breekt open. ‘Allemaal. Ik zal ze allemaal nooit vergeten.’ Er volgt een stroom namen, met soms iets als ‘die was heel goed met lassen’ of ‘die ging overal vechten, behalve hier’. Stuk voor stuk heeft hij ze leren kennen en voor altijd in zich opgeslagen.

De mooie projecten waarvoor hij me liet komen, waren bijzonder om te zien. Nog bijzonderder vond ik het om te spreken met een bevlogen docent die duidelijk laat zien: ook als je weggaat van een plek als deze, neem je hoe dan ook altijd een stukje met je mee.

auteur